Es-dorp informatie (verbeterd)

 

Esdorp kenmerken

Alles Esdorpen hebben gemeenschappelijke eigenschappen dit zijn:

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Brink

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Es

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Beek

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Madelanden

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Veld (heide)

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Boerderijen staan bij elkaar

 

Brink

Kenmerken

Een brink is een open ruimte in een Nederzetting op de zandgronden van Nederland

Historische ontwikkeling

De brink is van oorsprong de boerderijgebruiksruimte waar het vee werd verzameld, om daarmee als kudde naar gemeenschapelijke weidegronden te gaan. De brink lag dan ook aan de rand van het dorp.  Er moet wel onderscheid worden gemaakt worden omdat een vroeg-middeleeuwse tij, dat meestal een meer menselijke functie had en dus niet voor het vee.

Naamgeving

Een brink betekend in het Engels rand dit komt dat een brink aan de rand van de nederzetting lag. In Nederland zijn er verschillende namen voor brink. In Noord-Brabant noemt men een brink een plaetse of een  heuvel.  In de rest van Nederland noemen ze het wel een brink.

Ligging in Norg.

In Norg zijn 5 verschillende brinken te vinden dit is erg bijzonder omdat er nog maar weinig Drentse dorpen zoveel brinken hebben.

Es

Kenmerken

Een es was de gemeenschappelijke akker van een dorp.

Historische ontwikkeling

Over het ontstaan van Essen in Nederland is nog vrij weinig bekend. De Essen in Drenthe zijn het best onderzocht. De oudste essen komen ongeveer uit het jaar 1000 n.Chr. Het waren kleine percelen met een verhouding van 80 meter breed bij 120 meter lang. Ze liggen vaak een eindje van het esdorp af omdat de bebouwing regelmatig verschoof. De percelen werden in de eerst periode (1000 n.Chr.) individueel gebruikt en waren nog omheind. Dit noemde men een kamp, verderop wordt de naam uitgelegd. De 2de fase wordt ook wel woerden genoemd. De percelen waren ongeveer 2x zo groot als die van de Kampen ongeveer 2 hectare. Vermoedelijk werden op deze woerden speciale teelten gebruikt. De 3de fase beginnend in de volle middeleeuwen (1250 n.Chr.) hebben geleid tot de klassieke es zoals wij hem nu kennen. De blok- of strookvormige percelen werden meer en meer collectief bebouwd en nabeweid. Maar waren niet collectief eigendom. Door de talloze omheiningen die zich om de oude en jongere deel van de es bevonden moeten we eraan denken dat een collectieve es (de ‘open’ es) iets is van de laatste eeuwen. In Drenthe kwam in de 17e eeuw de intensivering van de landbouw, hiermee deed ook de plaggenbemesting zijn intrede. Plaggenbemesting is een oude landbouwmethode waarbij bouwlanden werden bemest met organisch materiaal, gemengd met dierlijke mest en soms ook minerale bestandsdelen. De plaggenbemesting wordt ook wel potstalcultuur genoemd. Het gevolg van deze bemesting is dat het op langere termijn kan zorgen voor verzuring van de bodem. Hierdoor groeiden de gewassen minder goed. In Drenthe sprak men over de ziekte der              Drentsche essen. De Essen werden omringd door een Eswal. Deze eswal zorgde ervoor dat het vee niet op de essen kon komen en hij ging ook verstuiving tegen. Deze eswallen waren houtwallen. Het was een opeenhoping van hout langs de es. Deze houtwal verteerde langzaam. Eens verteerd werd de grond niet bewerkt en zo konden er bomen langs de essen komen te staan. 

 

Gezicht op de kerk (uitgeverG. Zuidhof, Norg gemaakt omstreeks 1960)

Naamgeving

De naamgeving van de 1ste fase (kampen) komt van het Latijnse woord Campus. Hier komt ook verder het woord Kempen van. Het woord es komt uit het Gotische woord atisk  dat zaailand betekend.

Ligging in Norg.

De ligging van de Es in Norg is ten noorden van het centrum van Norg ( +/- 400 mtr.)

(Foto gemaakt door Ruben Eisses 2013)

Beek

Kenmerken

Een beek is een natuurlijke stroom ondiep water. Wanneer meerdere beken bij elkaar komen spreek je over een rivier.

Historische ontwikkeling

De natuurlijke beken kunnen ingedeeld worden in 3 verschillende groepen:

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Laaglandbeken

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Kwelbeken

<!--[if !supportLists]-->-          <!--[endif]-->Bronbeken

Laaglandbeken worden gevoerd door neerslag en uittredend grondwater
Kwelbeken zijn niet veel anders alleen bij deze beken is in de bovenloop altijd water dit komt omdat het grondwater daar omhoog komt omdat het onderdruk staat.
Bronbeken ontstaan als echte bronnen, omdat grondwater op bepaalde punten omhoog komt.

Ligging in Norg.
In Norg zijn 5 verschillende brinken te vinden dit is erg bijzonder omdat er nog maar weinig Drentse dorpen zoveel brinken hebben.

Madelanden

Kenmerken

Langs de beken liggen de Madelanden. De madelanden worden gemeenschappelijk beweid door koeien. De madelanden werden voornamelijk gebruikt als hooiland

Historische ontwikkeling

De madelanden liggen bij de beek. Om de madelanden zaten vroeger een wal van plaggen. Vrijwel iedere landbouwersgemeenschap had wel een of meerdere maden. Door de verbeterde afwatering of wegen konden daar soms woonkernen ontstaan. Vaak gebruikten zij in hun naam het woord made. Bijvoorbeeld Eeldermade

Naamgeving

Ligging in Norg.


Heide

Kenmerken

Op het veld worden de schapen van het dorp gehoed door de dorpsherder.

Historische ontwikkeling

De heiden ontstonden aan het eind van de middeleeuwen. De afgelegen gebieden werden overdag begraasd door schapen die 's nachts in de stal bleven, waarvan de bodem jaarlijks met verse heiplaggen bedekt werd, zogenaamde potstallen. De stalmest werd ieder jaar naar de akkers gebracht, die daardoor geleidelijk werden opgehoogd. Deze vorm van landbouw met de karakteristieke esdorpen en herdgangen bleef tot het einde van de 19e eeuw bestaan. In 1898 was nog ruim twintig procent van de oppervlakte van Nederland 'woeste grond' en die bestond hoofdzakelijk uit heiden.

De uitvinding van de kunstmest verminderde de behoefte aan schapenmest en maakte het mogelijk de heiden tot landbouwgrond te ontginnen. Daarnaast werden veel heiden in bos omgezet. Speciaal met dit doel werd Staatsbosbeheer opgericht. Ongeveer tegelijkertijd ontstond de belangstelling voor de heide bij natuurbeschermers. Als gevolg hiervan zag Staatsbosbeheer af van de bebossing van waardevolle heiden en kocht Natuurmonumenten grote heiden, waaronder de Kampina en de Brunssummerheide. Aan het eind van de 20e eeuw bestond nog minder dan één procent van Nederland uit hei. Behalve de militaire oefenterreinen zijn vrijwel alle overgebleven heiden thans eigendom van Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen.

Wat is er eigenlijk zo belangrijk aan de heide?

Dit wordt uitgelegd in het volgende filmpje:

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20063108_heide01